Kabinet komt mogelijk met aanpassing referentiesystematiek TVL

De onderstaande actuele ontwikkelingen willen wij u niet onthouden.

Wij volgen e.e.a. op de voet voor u en daar waar u er gebruik van kunt maken dient u dat in uw specifieke situatie uiteraard niet na te laten!

Als oplossing voor de knelpunten in de referentiesystematiek van de TVL-regeling gaat mogelijk aan álle ondernemers die gebruik willen maken van TVL Q2 2021 de mogelijkheid worden gegeven om voor de referentieperiode te kiezen tussen Q2 2019 en Q3 2020. Dat schrijft staatssecretaris Keijzer van Economische Zaken en Klimaat in een Kamerbrief over de referentiesystematiek van de TVL. Die optie is volgens Keijzer de enige uitvoerbare mogelijkheid en brengt naar verwachting 175 miljoen euro aan extra kosten met zich mee. Een besluit moet nog worden genomen, maar de RVO bereidt zich alvast op de wijziging voor.

In juni 2020 opende de eerste Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL), om ondernemers te helpen die als gevolg van de pandemie minimaal 30% van hun omzet verloren. Sindsdien is in drie TVL openstellingen bijna 3,5 miljard euro steun aan vele tienduizenden ondernemers uitgekeerd. Een ondernemer bepaalt het omzetverlies voor de TVL voor Q1 en Q2 van 2021 door de omzet in het betreffende kwartaal te vergelijken met hetzelfde kwartaal van 2019. Voor de meeste ondernemers werkt deze systematiek goed.

Sommige ondernemers hebben echter, vanwege omstandigheden zoals een verbouwing, een vergunningtraject of snelle groei, in dat referentiekwartaal geen of slechts een beperkte omzet gehaald. Hierdoor komen ze niet of beperkter in aanmerking voor TVL in dat kwartaal. Dit kan als onredelijk worden gezien, en het is in zo’n situatie begrijpelijk dat dit bij het kabinet onder de aandacht wordt gebracht, schetst de staatssecretaris in de Kamerbrief. Om die reden diende het lid Aartsen een motie in, waarop onderzoek is gedaan naar welke groepen als gevolg van onder andere de referentiesystematiek in een kwartaal minder steun hebben ontvangen.

Aan de hand van de uitkomst van dat onderzoek deelt het kabinet nu in de Kamerbrief de dilemma’s waar het voor staat. Daarover moet nog een knoop worden doorgehakt, maar afgaande op de Kamerbrief van staatssecretaris Keijzer lijkt het helder dat het kabinet er voor gaat kiezen om álle ondernemers die gebruik willen maken van TVL Q2 2021 de mogelijkheid te geven om voor de referentieperiode te kiezen tussen Q2 2019 en Q3 2020. Die oplossing noemt het kabinet weliswaar ondoelmatig en daarmee moeilijk verdedigbaar, maar het alternatief – verruiming van de startersregeling – is voor uitvoeringsorganisatie RVO onuitvoerbaar. Daarnaast zou met die oplossing nog altijd een groep ondernemers niet geholpen zijn. Namelijk die groep die volgens de nieuwe definitie geen starter is, maar om een andere reden in de referentieperiode geen representatieve omzet draaide. Ook wordt de definitie van starter op deze manier zeer ambigu en daarmee wordt het lastig verdedigbaar of een ondernemer een starter is of niet. Het kabinet ziet dit daarom niet als een oplossingsrichting, meldt de staatssecretaris.

De meest eenvoudige en uitvoerbare oplossing voor de knelpunten in de referentiesystematiek is álle ondernemers die gebruik willen maken van TVL Q2 2021 de mogelijkheid te geven om voor de referentieperiode te kiezen tussen Q2 2019 en Q3 2020, schrijft Keijzer. Om ongelijke behandeling binnen de regeling te voorkomen en de regeling uitvoerbaar te houden, moet deze keuze voor alle aanvragers van TVL Q2 2021 gelden. Keijzer schat de extra kosten van deze maatregel op 175 miljoen euro. Dit bedrag komt bovenop de reeds gereserveerde 90 miljoen euro voor de startersregeling in Q2 2021, die in dit voorstel geïntegreerd zou worden met de reguliere TVL.

Daarmee wordt de groep ondernemers die nu beperkt geholpen is bereikt, maar het dilemma is dat hierdoor ook ondernemers extra gesubsidieerd worden die geen last ondervinden van de referentiesystematiek. Bedrijven die in het derde kwartaal van het jaar extra goed draaien (seizoensbedrijven) en bedrijven die dankzij of ondanks de coronacrisis een extra goed Q3 2020 hebben gedraaid zullen onbedoeld van deze voorziening profiteren. Circa 35% van het totale benodigde budget komt terecht bij bedrijven die problemen hebben met de referentiesystematiek. Dit houdt in dat circa 65% van de extra steun niet bij deze specifieke doelgroep terecht komt en dat maakt deze aanpassing in de regeling ondoelmatig, schrijft Keijzer. Een substantieel deel van deze middelen gaat naar sectoren die zwaar getroffen zijn, zoals horeca en detailhandel.

Echter, binnen deze sectoren zullen de middelen beperkt bij de zwaarst getroffen bedrijven terecht komen maar ook bijvoorbeeld bij cafés en restaurants die een groot terras hebben en daardoor in de zomer van 2020 een goede omzet hebben gehad. Het bruine café zonder terras en de discotheek profiteren hier niet van. Deze ondoelmatigheid vindt het kabinet, vanuit het oogpunt van het zorgvuldig omgaan met overheidsmiddelen, moeilijk verdedigbaar.

Zoals geschetst is er geen makkelijke oplossing voor het bieden van extra steun aan een groep ondernemers voor wie de referentiesystematiek, om verschillende redenen, ongunstig uitpakt. Ik zie ons daarom in dit dilemma voor een keuze gesteld die in geen geval een optimale uitkomst heeft, meldt Keijzer:

  • We voeren geen veranderingen door aan de TVL voor Q2 2021 en aan de startersregeling, sommige ondernemers blijven hierdoor beperkt gesteund.
  • We passen de referentiesystematiek voor alle ondernemers in de TVL aan voor Q2 2021, waardoor circa tweederde van de kosten (115 van 175 miljoen euro) van deze wijziging naar ondernemers gaat waarvoor de middelen niet bedoeld zijn, maar ondernemers die nadeel ondervinden van de huidige systematiek wel worden geholpen.

Conclusie:

In de afgelopen maanden is regelmatig gesproken over de mogelijk ongunstige werking van de referentiesystematiek voor sommige ondernemers. Staatssecretaris Keijzer heeft de Kamer laten weten dat het bijzonder lastig is om ondernemers die problemen ondervinden met de referentiesystematiek in de TVL op een gerichte en uitlegbare manier tegemoet te komen.

De toegelichte aanpassing van de referentiesystematiek in de TVL voor Q2 2021 is de enige uitvoerbare mogelijkheid om deze specifieke groep ondernemers tegemoet te komen, met als nadeel dat deze aanpassing zeer ongericht is. Deze brief geeft mijn zoektocht weer, schrijft Keijzer.

Hangende besluitvorming is RVO.nl wel al begonnen met het inregelen van de systemen voor TVL Q2, zodat na besluitvorming de regeling snel kan worden opengesteld. Definitieve notificatie bij de Europese Commissie kan echter pas plaatsvinden nadat besluitvorming over de referentiesystematiek heeft plaatsgevonden.

Definitieve besluitvorming dient in ieder geval plaats te vinden voor 18 mei a.s. om geen verdere vertraging in de openstelling van TVL Q2 2021 op te lopen.

Link: Kamerbrief referentiesystematiek Tegemoetkoming Vaste Lasten

Meer weten of hulp nodig? Neem gerust contact met ons op onder
T: 0031 85 0401120 of E: info@mnadviseurs.nl

* Wij streven ernaar om middels de nieuwsberichten op deze website correcte en actuele informatie te verschaffen, maar kunnen niet garanderen dat die informatie na verloop van tijd nog steeds juist, volledig en actueel is. Wij aanvaarden dan ook geen aansprakelijkheid voor de gevolgen van handelen of nalaten op grond van de inhoud van de nieuwsberichten

 

Corona_steun_jan_21_FB_link.jpg

Schrijf u in voor onze digitale nieuwsbrief. 

Voor meer informatie verwijzen wij naar onze Privacy Statement
*  Website URL
Inschrijven

Deze website is gemaakt door  websignaal.png