Bel +31 (0)85 040 11 20 of mail info@mnadviseurs.nl
Door onroerend goed tegen een te lage prijs aan de partner over te dragen is sprake van een (belaste) schenking. Een beroep op de vrijstelling voor een natuurlijke verbintenis kan alleen slagen als sprake is van een dringende morele verplichting, oordeelt het hof ’s-Hertogenbosch.
Een man is tot 2013 onder huwelijkse voorwaarden gehuwd met zijn echtgenote. In juli 2010 sluit hij met zijn echtgenote een koopovereenkomst met betrekking tot de koop van vier onroerende zaken door de echtgenote. Zij komen een koopprijs van € 233.900,- overeen. Dat bedrag is gebaseerd op een taxatie van een makelaar in juli 2010. In het taxatierapport staat vermeld dat er sprake is van verontreiniging (door sloopafval met aanzienlijke hoeveelheid asbesthoudend materiaal) van de grond.
De FIOD start in 2013 een onderzoek naar mogelijk strafbate feiten met betrekking tot de levering van de onroerende zaken. In het proces-verbaal verklaart de makelaar/taxateur dat hij de opdracht van de man had gekregen om zo laag mogelijk te taxeren met het oog op de vervuiling. De inspecteur legt een aanslag schenkbelasting op aan de echtgenote naar een belaste verkrijging van € 680.100,-.
De inspecteur gaat er van uit dat er géén grondverontreiniging aanwezig was bij de onroerende zaken. Volgens de inspecteur heeft er schenking plaatsgevonden voor het verschil tussen de koopprijs en de waarde in het economisch verkeer van de overgedragen onroerende zaken. De rechtbank Gelderland oordeelt dat er een schenking heeft plaatsgevonden ten bedrage van € 251.782,- en heeft vervolgens de aanslag schenkbelasting verminderd tot een aanslag berekend naar een belaste verkrijging van
€ 251.782,-.
De vrouw gaat tegen de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden die het hoger beroep ook ongegrond verklaart, waarop de vrouw cassatie instelt. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie gegrond, vernietigt de uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden en verwijst het geding naar het gerechtshof ’s-Hertogenbosch.
Na verwijzing staat het voor het hof vast dat de onroerende zaken zijn verkocht tegen een te lage waarde waardoor de vrouw is verrijkt en de man is verarmd en staat ook vast dat zowel hij als zijn echtgenote zich van deze bevoordeling bewust waren. Het hof dient te beoordelen of de man de wil tot bevoordeling van zijn echtgenote heeft gehad (of aan het zogenoemde ‘wilsvereiste’ is voldaan). En als dat zo is, is het de vraag of sprake is van een van schenkbelasting vrijgestelde verkrijging omdat de schenking volgens de vrouw van toepassing is tot voldoening aan een natuurlijke verbintenis als bedoeld in artikel 3 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek.
De vrouw stelt zich op het standpunt dat de inspecteur niet aannemelijk heeft gemaakt dat aan het wilsvereiste is voldaan. De onroerende zaken zijn niet uit bevoordelingsoverwegingen overgedragen. De aanleiding voor de overdracht van de onroerende zaken was een in 2009 gelegd beslag op de boerderij en met de overdracht wilden zij en haar man voorkomen dat zij en de kinderen op straat zouden komen te staan wanneer er iets mis zou gaan met de onderneming van haar man.
De inspecteur stelt dat bij de man de wil tot bevoordeling van zijn echtgenote wel degelijk bestond. De overdracht vond gericht aan de vrouw plaats en dan sluit de bewustheid van het verschil tussen prijs en waarde bij de man zijn bevoordelingswil in. Het hof overweegt dat voor de bepaling van de wil moet worden teruggebracht van motieven bij de schenker en is men aangewezen op de (objectieve) feiten en omstandigheden van het geval. De bewijslast om aannemelijk te maken dat de wil tot bevoordeling aanwezig is, rust op de inspecteur. Hoewel het wilsvereiste een op zichzelf staande toets vormt die zelfstandig moet worden beoordeeld, zal in de regel bij bewustheid van een vermogensverschuiving van de bevoordeling ook zijn voldaan aan dit vereiste.
Het hof is van oordeel dat de man de bedoeling had om specifiek zijn echtgenote te bevoordelen. De man heeft namelijk zelf het initiatief genomen voor de verkoop van de onroerende zaken en hij heeft de makelaar opdracht gegeven om zo laag mogelijk te taxeren. Het hof constateert verder dat er ten tijde van het sluiten van de koopovereenkomst een huwelijksrelatie bestond tussen de man en zijn echtgenote en dat er een aanzienlijk verschil is tussen de koopprijs van de onroerende zaken en de waarde in het economisch verkeer.
De motieven van de vrouw dat niet alleen de woning waar het gezin woonachtig was aan haar is overgedragen maar daarnaast ook andere onroerende zaken, omdat haar man haar ‘niet onbemiddeld’ achter wilde laten in het geval hij niet meer in staat zou zijn om in het levensonderhoud van zijn gezin te voorzien “ slagen niet voor het hof. Omdat de man de bedoeling had om specifiek zijn echtgenote te bevoordelen leidt dit tot het oordeel van het hof dat de vermogensverschuiving naar de echtgenote ook door haar man is gewild.
Of de schenking is vrijgesteld van schenkbelasting is in artikel 33 SW opgenomen dat van schenkbelasting is vrijgesteld voor zover de schenking betrekking heeft op het voldoen aan een natuurlijke verbintenis zoals is bedoeld in artikel 3 van Boek 6 van het BW. Een natuurlijke verbintenis bestaat wanneer iemand jegens een ander een dringende morele verplichting heeft van zodanige aard dat naleving daarvan, naar maatschappelijke opvattingen als voldoening van een aan die ander toekomende prestatie moet worden aangemerkt.
De vrouw stelt zich op het standpunt dat de vrijstelling ter voldoening aan een natuurlijke verbintenis van toepassing is, omdat bij de overdracht van de onroerende zaken de verzorgingsgedachte een grote rol speelde. Haar man voelde zich gedrongen om haar verzorgd achter te laten indien er iets mis zou gaan met zijn onderneming. De vrouw voegde daar aan toe dat het naar maatschappelijke opvattingen gebruikelijk is, althans niet ongebruikelijk is, om bij zicht op beslag, goederen van de ondernemende partner op naam van de andere partner te zetten.
Het hof is van oordeel dat de vrouw niet aannemelijk heeft gemaakt dat haar man een dringende, morele verplichting had van zodanige aard dat naleving daarvan naar maatschappelijke opvattingen als voldoening van een aan die ander toekomende prestatie moet worden aangemerkt.
Het hoger beroep is daarmee ongegrond en na aftrek van de algemene vrijstelling stelt het hof de belaste verkrijging op € 249.782,-.
Gerechtshof ’s-Hertogenbosch, ECLI:NL:GHSHE:2025:989
Meer weten over MN adviseurs & accountants of hulp nodig? Kijk op mnadviseurs.nl en/of neem gerust contact met ons op onder T: 0031 85 0401120 of E: info@mnadviseurs.nl
* Wij streven ernaar om middels de nieuwsberichten op deze website correcte en actuele informatie te verschaffen, maar kunnen niet garanderen dat die informatie na verloop van tijd nog steeds juist, volledig en actueel is. Wij aanvaarden dan ook geen aansprakelijkheid voor de gevolgen van handelen of nalaten op grond van de inhoud van de nieuwsberichten